Volmaakt
vol·maakt (bijvoeglijk naamwoord; volmaakter, volmaaktst; volmaaktheid)
1 zonder enig gebrek of waaraan niets ontbreekt
Een vreemde naam voor een boot vind ik: "Nooit volmaakt".
Momenten kunnen best volmaakt zijn, als je de dagelijkse rompslomp even wegdenkt.
Mensen zijn zelden volmaakt, aan de meesten mankeert wel wat, je kunt je natuurlijk wel volmaakt voelen.
Ik vroeg aan Joop: "welk mens is volmaakt?"
"Ik!", kwam er zonder twijfel uit.
"Tsssssss"
tien reacties
Ach, dus eigenlijk zijn wij allen volmaakt! Dat is nog eens een heerlijke gedachte om deze dag mee te beginnen
Ha, ha, die Joop.
De naam van een boot moet toch altijd vrouwelijk zijn, dus zal het op een vrouw slaan, maar op wie?
dat er een overtreffende trap van volmaakt bestaat slaat behalve grammaticaal nergens op.. net zoiets als enigste.
volmaakt in de zin dat ik af ben, ben ik gelukkig niet. dat is maar goed ook. bijna volmaakt eigenlijk.
Nooit Volmaakt is meer te woord, het werk is nooit gedaan op deze boot. En dat klopt. Dingen moet je ook net even iets anders lezen….